miszeggen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | miszeg | miszegde;miszei | heb miszegd |
jij, je, u | miszegt | miszegde;miszei | hebt miszegd |
hij, zij, het | miszegt | miszegde;miszei | heeft miszegd |
wij | miszeggen | miszegden;miszeiden | hebben miszegd |
jullie | miszeggen | miszegden;miszeiden | hebben miszegd |
zij, ze | miszeggen | miszegden;miszeiden | hebben miszegd |
PresensBeta
Example presens sentences for Miszeggen with some of the pronouns.
- Ik zeg altijd de waarheid en miszeg nooit iets.
- Jij miszegt vaak dingen zonder het te beseffen.
- Hij, zij of het miszegt altijd leugens om zichzelf te beschermen.
- Wij miszeggen nooit iets negatiefs over anderen.
- Jullie miszeggen soms onbedoeld de feiten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Miszeggen with some of the pronouns.
- Ik miszei geregeld dingen toen ik jonger was.
- Jij miszei altijd de namen van de personages in die film.
- Hij, zij of het miszei voortdurend belangrijke details tijdens de vergadering.
- Wij miszeiden vaak grappen die niemand begreep.
- Jullie miszeiden altijd de juiste antwoorden op de toetsen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Miszeggen with some of the pronouns.
- Ik heb nooit iets misgezegd in mijn leven.
- Jij bent betrapt op het miszeggen van cruciale informatie.
- Hij, zij of het heeft zijn/haar excuses aangeboden nadat ze iets hadden misgezegd.
- Wij zijn teleurgesteld dat we per ongeluk iets hebben misgezegd.
- Jullie hebben je verontschuldigd nadat jullie iets hadden misgezegd.