lichten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | licht | lichtte | heb gelicht |
jij, je, u | licht | lichtte | hebt gelicht |
hij, zij, het | licht | lichtte | heeft gelicht |
wij | lichten | lichtten | hebben gelicht |
jullie | lichten | lichtten | hebben gelicht |
zij, ze | lichten | lichtten | hebben gelicht |
PresensBeta
Example presens sentences for Lichten with some of the pronouns.
- Ik licht de lamp op.
- Hij licht het mysterie toe.
- Zij lichten de kwestie grondig uit.
- We lichten de situatie verder toe.
- Jullie lichten de procedure nauwkeurig toe.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Lichten with some of the pronouns.
- Ik lichtte de lamp op.
- Hij lichtte het mysterie toe.
- Zij lichtten de kwestie grondig uit.
- We lichtten de situatie verder toe.
- Jullie lichtten de procedure nauwkeurig toe.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Lichten with some of the pronouns.
- Ik heb de lamp gelicht.
- Hij heeft het mysterie toegelicht.
- Zij hebben de kwestie grondig uitgelicht.
- We hebben de situatie verder toegelicht.
- Jullie hebben de procedure nauwkeurig toegelicht.