opsommen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | som op | somde op | heb opgesomd |
jij, je, u | somt op | somde op | hebt opgesomd |
hij, zij, het | somt op | somde op | heeft opgesomd |
wij | sommen op | somden op | hebben opgesomd |
jullie | sommen op | somden op | hebben opgesomd |
zij, ze | sommen op | somden op | hebben opgesomd |
PresensBeta
Example presens sentences for Opsommen with some of the pronouns.
- Ik som de resultaten op.
- Jij somt de argumenten op.
- Hij/zij somt de feiten op.
- Wij sommen de voordelen op.
- Zij sommen de problemen op.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Opsommen with some of the pronouns.
- Ik somde de resultaten op.
- Jij somde de argumenten op.
- Hij/zij somde de feiten op.
- Wij somden de voordelen op.
- Zij somden de problemen op.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Opsommen with some of the pronouns.
- Ik heb de resultaten opgesomd.
- Jij hebt de argumenten opgesomd.
- Hij/zij heeft de feiten opgesomd.
- Wij hebben de voordelen opgesomd.
- Zij hebben de problemen opgesomd.