vestigen

Conjugations List of Vestigen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvestigvestigdeheb gevestigd
jij, je, uvestigtvestigdehebt gevestigd
hij, zij, hetvestigtvestigdeheeft gevestigd
wijvestigenvestigdenhebben gevestigd
jullievestigenvestigdenhebben gevestigd
zij, zevestigenvestigdenhebben gevestigd

Presens

Example presens sentences for Vestigen with some of the pronouns.

  • Ik vestig me in Amsterdam.
  • Jij vestigt je bedrijf in Rotterdam.
  • Hij vestigt zijn aandacht op de details.
  • Wij vestigen onze hoop op een goede afloop.
  • Zij vestigen hun vertrouwen in jou.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Vestigen with some of the pronouns.

  • Ik vestigde me in Amsterdam.
  • Jij vestigde je bedrijf in Rotterdam.
  • Hij vestigde zijn aandacht op de details.
  • Wij vestigden onze hoop op een goede afloop.
  • Zij vestigden hun vertrouwen in jou.

Perfectum

Example perfectum sentences for Vestigen with some of the pronouns.

  • Ik heb me in Amsterdam gevestigd.
  • Jij hebt je bedrijf in Rotterdam gevestigd.
  • Hij heeft zijn aandacht op de details gevestigd.
  • Wij hebben onze hoop op een goede afloop gevestigd.
  • Zij hebben hun vertrouwen in jou gevestigd.