lakken

Conjugations List of Lakken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iklaklakteheb gelakt
jij, je, ulaktlaktehebt gelakt
hij, zij, hetlaktlakteheeft gelakt
wijlakkenlaktenhebben gelakt
jullielakkenlaktenhebben gelakt
zij, zelakkenlaktenhebben gelakt

Presens
Beta

Example presens sentences for Lakken with some of the pronouns.

  • Ik lak de houten tafel.
  • Jij lakt je nagels roze.
  • Hij lakt zijn auto in een nieuwe kleur.
  • Zij lakt de kozijnen wit.
  • Wij lakken de muren in de slaapkamer.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Lakken with some of the pronouns.

  • Ik lakte vroeger vaak mijn eigen meubels.
  • Jij lakte je nagels elke week.
  • Hij lakte regelmatig zijn boot.
  • Zij lakte altijd de hekken in de tuin.
  • Wij lakte vroeger alle meubels zelf.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Lakken with some of the pronouns.

  • Ik heb de houten tafel gelakt.
  • Jij hebt je nagels roze gelakt.
  • Hij heeft zijn auto in een nieuwe kleur gelakt.
  • Zij heeft de kozijnen wit gelakt.
  • Wij hebben de muren in de slaapkamer gelakt.