sukkelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | sukkel | sukkelde | heb gesukkeld |
jij, je, u | sukkelt | sukkelde | hebt gesukkeld |
hij, zij, het | sukkelt | sukkelde | heeft gesukkeld |
wij | sukkelen | sukkelden | hebben gesukkeld |
jullie | sukkelen | sukkelden | hebben gesukkeld |
zij, ze | sukkelen | sukkelden | hebben gesukkeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Sukkelen with some of the pronouns.
- Ik sukkel met mijn fietsband.
- Zij sukkelt vaak met haar studie.
- We sukkelend door de moeilijke periode heen.
- Jullie sukkelende met de technologie.
- De kat sukkelde door het hoge gras.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Sukkelen with some of the pronouns.
- Ik sukkelde met mijn gewicht toen ik jonger was.
- Hij sukkelde met zijn financiƫn na het verliezen van zijn baan.
- We sukkelenden met de onzekerheid van de situatie.
- Jullie sukkeldden met het begrijpen van de instructies.
- De bomen sukkeldden met de harde wind.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Sukkelen with some of the pronouns.
- Ik heb gesukkeld met mijn gezondheid.
- Hij heeft gesukkeld om zijn doel te bereiken.
- We hebben gesukkeld met de autopech.
- Jullie hebben gesukkeld met het vinden van de juiste woorden.
- De vogels hebben gesukkeld om het nest te bouwen.