vendelen

Conjugations List of Vendelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvendelvendeldeheb gevendeld
jij, je, uvendeltvendeldehebt gevendeld
hij, zij, hetvendeltvendeldeheeft gevendeld
wijvendelenvendeldenhebben gevendeld
jullievendelenvendeldenhebben gevendeld
zij, zevendelenvendeldenhebben gevendeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Vendelen with some of the pronouns.

  • Ik vendel tijdens de optocht.
  • Jij vendelt graag in je vrije tijd.
  • Hij/zij/vendelt met veel enthousiasme.
  • Wij vendelen op feestdagen.
  • Jullie vendelen in de zomermaanden.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Vendelen with some of the pronouns.

  • Ik vendelde vroeger bijna elke week.
  • Jij vendelde gisteren op het strand.
  • Hij/zij vendelde altijd met plezier.
  • Wij vendelden tijdens de ceremonie.
  • Jullie vendelden langzaam en nauwkeurig.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Vendelen with some of the pronouns.

  • Ik heb gevendeld tijdens het festival.
  • Jij hebt al vaak gevendeld op wedstrijden.
  • Hij/zij heeft gisteren voor het eerst gevendeld.
  • Wij hebben samen gevendeld op de camping.
  • Jullie hebben veel ervaring opgedaan met vendelen.