rekken

Conjugations List of Rekken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikrekrekteheb gerekt
jij, je, urektrektehebt gerekt
hij, zij, hetrektrekteheeft gerekt
wijrekkenrektenhebben gerekt
jullierekkenrektenhebben gerekt
zij, zerekkenrektenhebben gerekt

Presens
Beta

Example presens sentences for Rekken with some of the pronouns.

  • Ik rek mijn spieren elke ochtend.
  • Jij rekt de stof voordat je gaat naaien.
  • Hij rekt zijn armen uit na een lange werkdag.
  • Zij rekt haar lichaam voor het doen van yoga.
  • Wij rekken onze tijd om alles gedaan te krijgen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Rekken with some of the pronouns.

  • Ik rekte mijn spieren elke ochtend toen ik jonger was.
  • Jij rekte de stof altijd voordat je begon te naaien.
  • Hij rekte zijn armen uit nadat hij de vrachtwagen had gelost.
  • Zij rekte haar lichaam regelmatig voor het slapengaan.
  • Wij rektten onze tijd vaak om aan alle verplichtingen te voldoen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Rekken with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn spieren gerekt voordat ik ging sporten.
  • Jij hebt de stof gerekt voordat je begon met knippen.
  • Hij heeft zijn armen uitgerekt na een zware training.
  • Zij heeft haar lichaam gerekt tijdens de yogales.
  • Wij hebben onze tijd gerekt om aanwezig te kunnen zijn.