verafgoden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verafgood | verafgoodde | heb verafgood |
jij, je, u | verafgoodt | verafgoodde | hebt verafgood |
hij, zij, het | verafgoodt | verafgoodde | heeft verafgood |
wij | verafgoden | verafgoodden | hebben verafgood |
jullie | verafgoden | verafgoodden | hebben verafgood |
zij, ze | verafgoden | verafgoodden | hebben verafgood |
Presens
Example presens sentences for Verafgoden with some of the pronouns.
- Ik verafgood de natuur en haar schoonheid.
- Jij verafgoodt je idool al jarenlang.
- Hij/Zij verafgoodt zijn/haar partner onvoorwaardelijk.
- Wij verafgoden de lokale keuken en proberen alle gerechten uit.
- Zij verafgoden de nieuwe populaire band en gaan naar al hun concerten.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Verafgoden with some of the pronouns.
- Vroeger verafgoodde ik mijn favoriete sportteam.
- Toen ik jong was, verafgoodde ik mijn grootouders.
- Hij/Zij verafgoodde altijd zijn/haar oudere broer.
- Wij verafgoodden vroeger die oude stad en bezochten het vaak.
- Zij verafgoodden als kind hun favoriete tekenfilmkarakter.
Perfectum
Example perfectum sentences for Verafgoden with some of the pronouns.
- Ik heb de zanger altijd verafgood.
- Jij hebt het boek van die auteur helemaal verafgood.
- Hij/Zij heeft de film meerdere keren verafgood.
- Wij hebben die kunstenaar al lange tijd verafgood.
- Zij hebben het nieuwe restaurant direct verafgood na het eerste bezoek.