enten

Conjugations List of Enten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikententteheb geƫnt
jij, je, uententtehebt geƫnt
hij, zij, hetententteheeft geƫnt
wijentenenttenhebben geƫnt
jullieentenenttenhebben geƫnt
zij, zeentenenttenhebben geƫnt

Presens

Example presens sentences for Enten with some of the pronouns.

  • Ik ent de planten regelmatig.
  • Jij ent de bomen in je tuin.
  • Hij/zij/het ent de nieuwe takken.
  • Wij enten de wijnstokken voor de winter.
  • Zij enten de rozen op het juiste moment.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Enten with some of the pronouns.

  • Vroeger entte ik de planten met de hand.
  • Jij entte de bomen in je tuin elk jaar.
  • Hij/zij/het entte altijd de nieuwe takken zorgvuldig.
  • Wij entten vroeger de wijnstokken zelf.
  • Zij entten de rozen toen ze nog jong waren.

Perfectum

Example perfectum sentences for Enten with some of the pronouns.

  • Ik heb de planten geĆ«nt.
  • Jij hebt de bomen in je tuin geĆ«nt.
  • Hij/zij/het heeft de nieuwe takken geĆ«nt.
  • Wij hebben de wijnstokken voor de winter geĆ«nt.
  • Zij hebben de rozen op het juiste moment geĆ«nt.