aanpakken

Conjugations List of Aanpakken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpak aanpakte aanheb aangepakt
jij, je, upakt aanpakte aanhebt aangepakt
hij, zij, hetpakt aanpakte aanheeft aangepakt
wijpakken aanpakten aanhebben aangepakt
julliepakken aanpakten aanhebben aangepakt
zij, zepakken aanpakten aanhebben aangepakt

Presens
Beta

Example presens sentences for Aanpakken with some of the pronouns.

  • Ik pak de situatie direct aan.
  • Jij pakt de uitdaging serieus aan.
  • Hij/zij pakt het project grondig aan.
  • Wij pakken het probleem gezamenlijk aan.
  • Zij pakken hun taken nauwkeurig aan.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aanpakken with some of the pronouns.

  • Vroeger pakte ik dit soort situaties anders aan.
  • Toen jij nog jong was, pakte je uitdagingen speels aan.
  • Hij/zij nam altijd de leiding en pakte de problemen voortvarend aan.
  • In die tijd pakten wij de projecten minder gestructureerd aan.
  • Zij zetten zich toen niet volledig in en pakten hun taken slordig aan.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aanpakken with some of the pronouns.

  • Ik heb de klus al aangepakt.
  • Jij bent goed bezig geweest, je hebt het probleem aangepakt.
  • Hij/zij heeft de situatie op een slimme manier aangepakt.
  • Wij hebben samen het project succesvol aangepakt.
  • Zij hebben hun verantwoordelijkheden vakkundig aangepakt.