vastlopen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | loop vast | liep vast | ben vastgelopen |
jij, je, u | loopt vast | liep vast | bent vastgelopen |
hij, zij, het | loopt vast | liep vast | is vastgelopen |
wij | lopen vast | liepen vast | zijn vastgelopen |
jullie | lopen vast | liepen vast | zijn vastgelopen |
zij, ze | lopen vast | liepen vast | zijn vastgelopen |
PresensBeta
Example presens sentences for Vastlopen with some of the pronouns.
- Ik loop vast in mijn werk.
- Jij loopt vast tijdens het oplossen van het probleem.
- Hij loopt vast in zijn pogingen om te slagen.
- Wij lopen vast in het verkeer.
- Zij lopen vast met het bouwen van de website.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vastlopen with some of the pronouns.
- Toen ik jong was, liep ik vaak vast in mijn schoolwerk.
- Vroeger liep jij regelmatig vast in technische problemen.
- Hij liep altijd vast in de laatste fase van het spel.
- In die tijd liepen wij constant vast in bureaucratische rompslomp.
- Zij liepen vroeger vaak vast met hun financiën.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vastlopen with some of the pronouns.
- Ik ben vastgelopen in mijn project.
- Jij bent vastgelopen in je carrière.
- Hij is vastgelopen in zijn relatie.
- Wij zijn vastgelopen met onze plannen.
- Zij zijn vastgelopen in de onderhandelingen.