opdagen

Conjugations List of Opdagen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdaag opdaagde opben opgedaagd
jij, je, udaagt opdaagde opbent opgedaagd
hij, zij, hetdaagt opdaagde opis opgedaagd
wijdagen opdaagden opzijn opgedaagd
julliedagen opdaagden opzijn opgedaagd
zij, zedagen opdaagden opzijn opgedaagd

Presens

Example presens sentences for Opdagen with some of the pronouns.

  • Ik kom altijd opdagen op tijd.
  • Jij komt regelmatig opdagen bij de vergaderingen.
  • Hij of zij komt zelden opdagen op feestjes.
  • Wij komen meestal opdagen voor belangrijke gebeurtenissen.
  • Zij komen nooit opdagen als het regent.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Opdagen with some of the pronouns.

  • Vroeger daagde ik regelmatig op bij evenementen.
  • Toen ik jonger was, daagde jij nooit op bij verjaardagsfeestjes.
  • Hij of zij daagde zelden op tijdens de lessen.
  • In die tijd daagden wij altijd op bij sportwedstrijden.
  • Zij daagden meestal niet op bij de vergaderingen.

Perfectum

Example perfectum sentences for Opdagen with some of the pronouns.

  • Ik ben gisteren opgedaagd op het feest.
  • Jij bent vaak opgedaagd bij de trainingen.
  • Hij of zij is vorige week niet opgedaagd op het werk.
  • Wij zijn altijd opgedaagd bij familiebijeenkomsten.
  • Zij zijn al een paar keer niet opgedaagd op school.