omstoten

Conjugations List of Omstoten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstoot omstootte om;stiet omheb omgestoten
jij, je, ustoot omstootte om;stiet omhebt omgestoten
hij, zij, hetstoot omstootte om;stiet omheeft omgestoten
wijstoten omstootten om;stieten omhebben omgestoten
julliestoten omstootten om;stieten omhebben omgestoten
zij, zestoten omstootten om;stieten omhebben omgestoten

Presens
Beta

Example presens sentences for Omstoten with some of the pronouns.

  • Ik stoot de glazen om.
  • Jij stoot de vaas om.
  • Hij stoot de kopjes om.
  • Zij stoot de borden om.
  • Wij stoten de bekers om.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Omstoten with some of the pronouns.

  • Ik stootte de glazen om.
  • Jij stootte de vaas om.
  • Hij stootte de kopjes om.
  • Zij stootte de borden om.
  • Wij stootten de bekers om.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Omstoten with some of the pronouns.

  • Ik heb de glazen omgestoten.
  • Jij hebt de vaas omgestoten.
  • Hij heeft de kopjes omgestoten.
  • Zij heeft de borden omgestoten.
  • Wij hebben de bekers omgestoten.