aaneenschrijven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | schrijf aaneen | schreef aaneen | heb aaneengeschreven |
jij, je, u | schrijft aaneen | schreef aaneen | hebt aaneengeschreven |
hij, zij, het | schrijft aaneen | schreef aaneen | heeft aaneengeschreven |
wij | schrijven aaneen | schreven aaneen | hebben aaneengeschreven |
jullie | schrijven aaneen | schreven aaneen | hebben aaneengeschreven |
zij, ze | schrijven aaneen | schreven aaneen | hebben aaneengeschreven |
PresensBeta
Example presens sentences for Aaneenschrijven with some of the pronouns.
- Ik schrijf de woorden aaneen.
- Jij schrijft de zinnen aaneen.
- Hij/Zij schrijft de teksten aaneen.
- Wij schrijven de regels aaneen.
- Jullie schrijven de paragrafen aaneen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Aaneenschrijven with some of the pronouns.
- Ik schreef de woorden aaneen.
- Jij schreef de zinnen aaneen.
- Hij/Zij schreef de teksten aaneen.
- Wij schreven de regels aaneen.
- Jullie schreven de paragrafen aaneen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Aaneenschrijven with some of the pronouns.
- Ik heb de woorden aaneengeschreven.
- Jij hebt de zinnen aaneengeschreven.
- Hij/Zij heeft de teksten aaneengeschreven.
- Wij hebben de regels aaneengeschreven.
- Jullie hebben de paragrafen aaneengeschreven.