thuisbezorgen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bezorg thuis | bezorgde thuis | heb thuisbezorgd |
jij, je, u | bezorgt thuis | bezorgde thuis | hebt thuisbezorgd |
hij, zij, het | bezorgt thuis | bezorgde thuis | heeft thuisbezorgd |
wij | bezorgen thuis | bezorgden thuis | hebben thuisbezorgd |
jullie | bezorgen thuis | bezorgden thuis | hebben thuisbezorgd |
zij, ze | bezorgen thuis | bezorgden thuis | hebben thuisbezorgd |
PresensBeta
Example presens sentences for Thuisbezorgen with some of the pronouns.
- Ik bezorg thuis.
- Jij bezorgt thuis.
- Hij bezorgt thuis.
- Zij bezorgt thuis.
- Wij bezorgen thuis.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Thuisbezorgen with some of the pronouns.
- Ik bezorgde thuis.
- Jij bezorgde thuis.
- Hij bezorgde thuis.
- Zij bezorgde thuis.
- Wij bezorgden thuis.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Thuisbezorgen with some of the pronouns.
- Ik heb thuisbezorgd.
- Jij hebt thuisbezorgd.
- Hij heeft thuisbezorgd.
- Zij heeft thuisbezorgd.
- Wij hebben thuisbezorgd.