vergaderen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vergader | vergaderde | heb vergaderd |
jij, je, u | vergadert | vergaderde | hebt vergaderd |
hij, zij, het | vergadert | vergaderde | heeft vergaderd |
wij | vergaderen | vergaderden | hebben vergaderd |
jullie | vergaderen | vergaderden | hebben vergaderd |
zij, ze | vergaderen | vergaderden | hebben vergaderd |
PresensBeta
Example presens sentences for Vergaderen with some of the pronouns.
- We vergaderen elke maandagochtend om 9 uur.
- Jij vergadert vaak met je collega's in de middag.
- De directeur vergadert momenteel met het managementteam.
- Wij vergaderen regelmatig over nieuwe projecten.
- De werknemers vergaderen graag in de vergaderruimte.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vergaderen with some of the pronouns.
- Vroeger vergaderden we altijd op vrijdagmiddag.
- Toen ik bij dat bedrijf werkte, vergaderden we elke dag.
- Hij vergaderde gisteren met zijn collega's, terwijl ik afwezig was.
- In die tijd vergaderden we vaak tot laat in de avond.
- Wij vergaderden regelmatig in het oude kantoorpand.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vergaderen with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren met mijn team vergaderd over de nieuwe strategie.
- Heb je ooit met deze groep vergaderd?
- Hij heeft vorige week een belangrijke vergadering bijgewoond.
- We zijn al meerdere keren over dit onderwerp vergaderd.
- Zij hebben samen met de klant vergaderd om de problemen op te lossen.