aanschuiven

Conjugations List of Aanschuiven.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikschuif aanschoof aanheb aangeschoven
jij, je, uschuift aanschoof aanhebt aangeschoven
hij, zij, hetschuift aanschoof aanheeft aangeschoven
wijschuiven aanschoven aanhebben aangeschoven
jullieschuiven aanschoven aanhebben aangeschoven
zij, zeschuiven aanschoven aanhebben aangeschoven

Presens
Beta

Example presens sentences for Aanschuiven with some of the pronouns.

  • Ik schuif aan bij het buffet.
  • Jij schuift aan aan de tafel.
  • Hij schuift altijd als laatste aan.
  • Zij schuiven graag aan voor een goed gesprek.
  • We schuiven aan in de rij.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aanschuiven with some of the pronouns.

  • Toen ik aanschoof, begon het te regenen.
  • Jij schoof vaak aan tijdens de lunchpauze.
  • Hij schoof aan zonder zich aan te kondigen.
  • Zij schoven aan en begonnen meteen te praten.
  • We schoven aan en wachtten geduldig op onze beurt.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aanschuiven with some of the pronouns.

  • Ik ben aangeschoven bij het gezelschap.
  • Jij bent gisteren aangeschoven bij het diner.
  • Hij is al vaker aangeschoven bij deze vergadering.
  • Zij zijn aangeschoven voor de presentatie.
  • We zijn samen aangeschoven op de bank.