toetsen

Conjugations List of Toetsen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktoetstoetsteheb getoetst
jij, je, utoetsttoetstehebt getoetst
hij, zij, hettoetsttoetsteheeft getoetst
wijtoetsentoetstenhebben getoetst
jullietoetsentoetstenhebben getoetst
zij, zetoetsentoetstenhebben getoetst

Presens
Beta

Example presens sentences for Toetsen with some of the pronouns.

  • Ik toets de resultaten van de studenten.
  • Jij toetst je kennis regelmatig.
  • Hij/Zij/Het toetst het nieuwe systeem grondig.
  • Wij toetsen de leerlingen op hun vaardigheden.
  • Jullie toetsen de theorie voor het examen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Toetsen with some of the pronouns.

  • Ik toetste de resultaten van de studenten.
  • Jij toetste je kennis regelmatig.
  • Hij/Zij/Het toetste het nieuwe systeem grondig.
  • Wij toetsten de leerlingen op hun vaardigheden.
  • Jullie toetsten de theorie voor het examen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Toetsen with some of the pronouns.

  • Ik heb de resultaten van de studenten getoetst.
  • Jij hebt je kennis regelmatig getoetst.
  • Hij/Zij/Het heeft het nieuwe systeem grondig getoetst.
  • Wij hebben de leerlingen op hun vaardigheden getoetst.
  • Jullie hebben de theorie voor het examen getoetst.