stalen

Conjugations List of Stalen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstaalstaaldeheb gestaald
jij, je, ustaaltstaaldehebt gestaald
hij, zij, hetstaaltstaaldeheeft gestaald
wijstalenstaaldenhebben gestaald
julliestalenstaaldenhebben gestaald
zij, zestalenstaaldenhebben gestaald

Presens
Beta

Example presens sentences for Stalen with some of the pronouns.

  • Ik steel een fiets in het park.
  • Jij steelt geld uit mijn portemonnee.
  • Hij steelt waardevolle spullen uit de winkel.
  • Wij stelen appels van de boomgaard.
  • Zij stelen auto's voor hun criminele activiteiten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Stalen with some of the pronouns.

  • Vroeger stal ik vaak snoepjes uit de supermarkt.
  • Toen jij jong was, stal je speelgoed van andere kinderen.
  • Hij stal regelmatig boeken uit de bibliotheek.
  • In die tijd stalen wij fruit van mensen hun tuinen.
  • Zij stalen altijd pennen en potloden op school.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Stalen with some of the pronouns.

  • Ik heb een fiets gestolen in het park.
  • Jij hebt geld uit mijn portemonnee gestolen.
  • Hij heeft waardevolle spullen uit de winkel gestolen.
  • Wij hebben appels van de boomgaard gestolen.
  • Zij hebben auto's gestolen voor hun criminele activiteiten.