bepreken

Conjugations List of Bepreken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbepreekbepreekteheb bepreekt
jij, je, ubepreektbepreektehebt bepreekt
hij, zij, hetbepreektbepreekteheeft bepreekt
wijbeprekenbepreektenhebben bepreekt
julliebeprekenbepreektenhebben bepreekt
zij, zebeprekenbepreektenhebben bepreekt

Presens

Example presens sentences for Bepreken with some of the pronouns.

  • Ik bespreek het project met mijn collega's.
  • Jij bespreekt de plannen met de klant.
  • Hij bespreekt zijn ideeĆ«n met de directeur.
  • Wij bespreken de agenda tijdens de vergadering.
  • Zij bespreken de problemen met de teamleden.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Bepreken with some of the pronouns.

  • Ik besprak het project met mijn collega's.
  • Jij besprak de plannen met de klant.
  • Hij besprak zijn ideeĆ«n met de directeur.
  • Wij bespraken de agenda tijdens de vergadering.
  • Zij bespraken de problemen met de teamleden.

Perfectum

Example perfectum sentences for Bepreken with some of the pronouns.

  • Ik heb het project met mijn collega's besproken.
  • Jij hebt de plannen met de klant besproken.
  • Hij heeft zijn ideeĆ«n met de directeur besproken.
  • Wij hebben de agenda tijdens de vergadering besproken.
  • Zij hebben de problemen met de teamleden besproken.