opvallen

Conjugations List of Opvallen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikval opviel opben opgevallen
jij, je, uvalt opviel opbent opgevallen
hij, zij, hetvalt opviel opis opgevallen
wijvallen opvielen opzijn opgevallen
jullievallen opvielen opzijn opgevallen
zij, zevallen opvielen opzijn opgevallen

Presens
Beta

Example presens sentences for Opvallen with some of the pronouns.

  • Ik val op tijdens feestjes.
  • Jij valt op met je nieuwe kapsel.
  • Hij/zij/het valt altijd op in de menigte.
  • Wij vallen op door onze talenten.
  • Zij vallen op met hun kleurrijke kleding.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Opvallen with some of the pronouns.

  • Toen ik jong was, viel ik altijd op met mijn wilde haren.
  • Vroeger viel jij altijd op met je grappige opmerkingen.
  • Hij/zij/het viel vaak op door zijn/haar unieke stijl.
  • In die tijd vielen wij op met onze innovatieve ideeën.
  • Als kind vielen zij altijd op met hun creatieve kunstwerken.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Opvallen with some of the pronouns.

  • Ik ben opgevallen tijdens het concert.
  • Jij bent opgevallen met je prestatie.
  • Hij/zij/het is altijd opgevallen in de groep.
  • Wij zijn opgevallen met ons project.
  • Zij zijn opgevallen door hun goede gedrag.