uitstallen

Conjugations List of Uitstallen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstal uitstalde uitheb uitgestald
jij, je, ustalt uitstalde uithebt uitgestald
hij, zij, hetstalt uitstalde uitheeft uitgestald
wijstallen uitstalden uithebben uitgestald
julliestallen uitstalden uithebben uitgestald
zij, zestallen uitstalden uithebben uitgestald

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitstallen with some of the pronouns.

  • Ik stal mijn schilderijen uit in de galerij.
  • Jij stalt je nieuwe producten uit in de etalage.
  • Hij/zij/het stalt de boeken uit op de planken.
  • Wij stallen onze spullen uit op de markt.
  • Jullie stallen de tentoonstelling uit in het museum.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitstallen with some of the pronouns.

  • Ik stalde vroeger mijn boeken uit in de bibliotheek.
  • Jij stalde jouw sieraden uit op de markt.
  • Hij/zij/het stelde zijn/haar kunstwerken tentoon in het museum.
  • Wij stalden vroeger onze groenten en fruit uit op de kraam.
  • Jullie stalden jullie projecten uit tijdens de conferentie.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitstallen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn kunstwerken uitgestald op de expositie.
  • Jij hebt je verzameling uitgestald in de vitrine.
  • Hij/zij/het heeft de bloemenpracht uitgestald in de tuin.
  • Wij hebben de cadeaus prachtig uitgestald op de tafel.
  • Jullie hebben de merchandise mooi uitgestald in de winkel.