opsporen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | spoor op | spoorde op | heb opgespoord |
jij, je, u | spoort op | spoorde op | hebt opgespoord |
hij, zij, het | spoort op | spoorde op | heeft opgespoord |
wij | sporen op | spoorden op | hebben opgespoord |
jullie | sporen op | spoorden op | hebben opgespoord |
zij, ze | sporen op | spoorden op | hebben opgespoord |
PresensBeta
Example presens sentences for Opsporen with some of the pronouns.
- Ik spoor de vermiste persoon op.
- Jij spoort het probleem snel op.
- Hij/zij spoort de oorzaak van het probleem op.
- Wij sporen verdachte activiteiten op.
- Zij sporen de bron van het lek op.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Opsporen with some of the pronouns.
- Vroeger spoorden we vaak wilde dieren op tijdens onze expedities.
- Toen ik jonger was, spoorden mijn vrienden en ik schatten op in de bossen.
- Hij/zij spoorde altijd onbekende plantensoorten op in het regenwoud.
- Wij spoorden de verloren wandelaars op in de bergen.
- Vroeger werden smokkelaars actief opgespoord door de politie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Opsporen with some of the pronouns.
- Ik heb de gestolen sieraden opgespoord.
- Jij hebt de verloren documenten opgespoord.
- Hij/zij heeft de verdachte gevolgd en opgespoord.
- Wij hebben de fout in de code opgespoord.
- Zij hebben de lekken in de beveiliging opgespoord.