kneuzen

Conjugations List of Kneuzen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkneuskneusdeheb gekneusd
jij, je, ukneustkneusdehebt gekneusd
hij, zij, hetkneustkneusdeheeft gekneusd
wijkneuzenkneusdenhebben gekneusd
julliekneuzenkneusdenhebben gekneusd
zij, zekneuzenkneusdenhebben gekneusd

Presens
Beta

Example presens sentences for Kneuzen with some of the pronouns.

  • Ik kneus de appels voor de taart.
  • Jij kneust je pols tijdens het sporten.
  • Hij kneust zijn teen toen hij tegen de tafel stootte.
  • Wij kneuzen de druiven om wijn te maken.
  • Zij kneuzen de kruiden voor de saus.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Kneuzen with some of the pronouns.

  • Ik kneusde mijn vinger terwijl ik de deur sloot.
  • Jij kneusde je knie toen je van de fiets viel.
  • Hij kneusde zijn duim tijdens het klussen.
  • Wij kneusden de bladeren om thee te maken.
  • Zij kneusden de groenten voor de soep.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Kneuzen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn arm gekneusd bij het skiën.
  • Jij hebt je enkel gekneusd tijdens het voetballen.
  • Hij heeft zijn neus gekneusd bij het vechten.
  • Wij hebben de bloemen gekneusd om hun geur vrij te laten.
  • Zij hebben de noten gekneusd voor de salade.