opzien

Conjugations List of Opzien.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzie opzag opheb opgezien
jij, je, uziet opzag ophebt opgezien
hij, zij, hetziet opzag opheeft opgezien
wijzien opzagen ophebben opgezien
julliezien opzagen ophebben opgezien
zij, zezien opzagen ophebben opgezien

Presens
Beta

Example presens sentences for Opzien with some of the pronouns.

  • Ik zie op tegen de lange reis.
  • Jij ziet op tegen de presentatie.
  • Hij ziet op tegen de confrontatie.
  • Wij zien op tegen het examen.
  • Zij zien op tegen de veranderingen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Opzien with some of the pronouns.

  • Ik zag op tegen de confrontatie.
  • Jij zag op tegen de verhuizing.
  • Hij zag op tegen de presentatie.
  • Wij zagen op tegen de herhalingsoefeningen.
  • Zij zagen op tegen de lange vergadering.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Opzien with some of the pronouns.

  • Ik heb opgezien tegen de moeilijke beslissing.
  • Jij hebt opgezien tegen de uitdaging.
  • Hij heeft opgezien tegen de bergbeklimming.
  • Wij hebben opgezien tegen de lange wachttijd.
  • Zij hebben opgezien tegen de kosten.