slopen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | sloop | sloopte | heb gesloopt |
jij, je, u | sloopt | sloopte | hebt gesloopt |
hij, zij, het | sloopt | sloopte | heeft gesloopt |
wij | slopen | sloopten | hebben gesloopt |
jullie | slopen | sloopten | hebben gesloopt |
zij, ze | slopen | sloopten | hebben gesloopt |
PresensBeta
Example presens sentences for Slopen with some of the pronouns.
- Ik sloop de oude schuur.
- Jij sloopt het gebouw.
- Hij/zij sloopt de muur.
- Wij slopen de oude meubels.
- Zij slopen de verlaten fabriek.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Slopen with some of the pronouns.
- Ik sloopte de oude schuur.
- Jij sloopte het gebouw.
- Hij/zij sloopte de muur.
- Wij sloopten de oude meubels.
- Zij sloopten de verlaten fabriek.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Slopen with some of the pronouns.
- Ik heb de oude schuur gesloopt.
- Jij hebt het gebouw gesloopt.
- Hij/zij heeft de muur gesloopt.
- Wij hebben de oude meubels gesloopt.
- Zij hebben de verlaten fabriek gesloopt.