omhalen

Conjugations List of Omhalen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikhaal omhaalde omheb omgehaald
jij, je, uhaalt omhaalde omhebt omgehaald
hij, zij, hethaalt omhaalde omheeft omgehaald
wijhalen omhaalden omhebben omgehaald
julliehalen omhaalden omhebben omgehaald
zij, zehalen omhaalden omhebben omgehaald

Presens
Beta

Example presens sentences for Omhalen with some of the pronouns.

  • Ik haal de boodschappen om.
  • Hij haalt zijn jas om.
  • Wij halen de kinderen om drie uur op.
  • Jullie halen de fietsen om te gaan rijden.
  • De kat haalt haar nagels om zich uit te rekken.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Omhalen with some of the pronouns.

  • Ik haalde gisteren de was om.
  • Hij haalde vroeger altijd brood om.
  • Wij haalden de sleutels om de deur te openen.
  • Jullie haalden bloemen om het huis te versieren.
  • De vogel haalde takjes om een nest te bouwen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Omhalen with some of the pronouns.

  • Ik heb de auto omgehaald.
  • Hij heeft de vergadering omgehaald.
  • Wij hebben het probleem omgehaald.
  • Jullie hebben de taak omgehaald.
  • De hond heeft zijn speeltje omgehaald.