overhandigen

Conjugations List of Overhandigen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikoverhandigoverhandigdeheb overhandigd
jij, je, uoverhandigtoverhandigdehebt overhandigd
hij, zij, hetoverhandigtoverhandigdeheeft overhandigd
wijoverhandigenoverhandigdenhebben overhandigd
jullieoverhandigenoverhandigdenhebben overhandigd
zij, zeoverhandigenoverhandigdenhebben overhandigd

Presens
Beta

Example presens sentences for Overhandigen with some of the pronouns.

  • Ik overhandig de sleutel aan de nieuwe eigenaar.
  • Jij overhandigt het cadeau aan je vriendin.
  • Hij overhandigt de documenten aan zijn baas.
  • Zij overhandigen de brief aan de postbode.
  • Wij overhandigen de prijs aan de winnaar.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Overhandigen with some of the pronouns.

  • Ik overhandigde de sleutel aan de nieuwe eigenaar.
  • Jij overhandigde het cadeau aan je vriendin.
  • Hij overhandigde de documenten aan zijn baas.
  • Zij overhandigden de brief aan de postbode.
  • Wij overhandigden de prijs aan de winnaar.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Overhandigen with some of the pronouns.

  • Ik heb de sleutel aan de nieuwe eigenaar overhandigd.
  • Jij hebt het cadeau aan je vriendin overhandigd.
  • Hij heeft de documenten aan zijn baas overhandigd.
  • Zij hebben de brief aan de postbode overhandigd.
  • Wij hebben de prijs aan de winnaar overhandigd.