overprikkelen

Conjugations List of Overprikkelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikoverprikkeloverprikkeldeheb overprikkeld
jij, je, uoverprikkeltoverprikkeldehebt overprikkeld
hij, zij, hetoverprikkeltoverprikkeldeheeft overprikkeld
wijoverprikkelenoverprikkeldenhebben overprikkeld
jullieoverprikkelenoverprikkeldenhebben overprikkeld
zij, zeoverprikkelenoverprikkeldenhebben overprikkeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Overprikkelen with some of the pronouns.

  • Ik overprikkel
  • Jij overprikkelt
  • Hij/Zij/Het overprikkelt
  • Wij overprikkelen
  • Jullie overprikkelen

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Overprikkelen with some of the pronouns.

  • Ik overprikkelde
  • Jij overprikkelde
  • Hij/Zij/Het overprikkelde
  • Wij overprikkelden
  • Jullie overprikkelden

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Overprikkelen with some of the pronouns.

  • Ik heb overprikkeld
  • Jij hebt overprikkeld
  • Hij/Zij/Het heeft overprikkeld
  • Wij hebben overprikkeld
  • Jullie hebben overprikkeld