overleven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | overleef | overleefde | heb overleefd |
jij, je, u | overleeft | overleefde | hebt overleefd |
hij, zij, het | overleeft | overleefde | heeft overleefd |
wij | overleven | overleefden | hebben overleefd |
jullie | overleven | overleefden | hebben overleefd |
zij, ze | overleven | overleefden | hebben overleefd |
PresensBeta
Example presens sentences for Overleven with some of the pronouns.
- Ik overleef de moeilijkheden.
- Jij overleeft de uitdagingen met gemak.
- Hij/zij overleeft zonder hulp.
- Wij overleven in deze barre omstandigheden.
- Zij overleven door samen te werken.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Overleven with some of the pronouns.
- Ik overleefde de aardbeving.
- Jij overleefde het ongeluk.
- Hij/zij overleefde de tegenslagen.
- Wij overleefden de financiƫle crisis.
- Zij overleefden de ontberingen van de reis.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Overleven with some of the pronouns.
- Ik heb de ramp overleefd.
- Jij hebt het gevaarlijke avontuur overleefd.
- Hij/zij heeft de ziekte overleefd.
- Wij hebben de storm overleefd.
- Zij hebben de oorlog overleefd.