vergelijken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vergelijk | vergeleek | heb vergeleken |
jij, je, u | vergelijkt | vergeleek | hebt vergeleken |
hij, zij, het | vergelijkt | vergeleek | heeft vergeleken |
wij | vergelijken | vergeleken | hebben vergeleken |
jullie | vergelijken | vergeleken | hebben vergeleken |
zij, ze | vergelijken | vergeleken | hebben vergeleken |
PresensBeta
Example presens sentences for Vergelijken with some of the pronouns.
- Ik vergelijk appels met peren.
- Jij vergelijkt prijzen van verschillende winkels.
- Hij/zij vergelijkt de resultaten van de twee experimenten.
- Wij vergelijken de kwaliteit van verschillende merken laptops.
- Jullie vergelijken de levertijden van verschillende koeriersdiensten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vergelijken with some of the pronouns.
- Vroeger vergeleek ik altijd de ingrediënten van producten.
- Toen ik jong was, vergeleek ik mijn prestaties met die van anderen.
- Zij vergeleek de stijlen van verschillende schilders.
- Wij vergeleken de smaken van de twee gerechten.
- Jullie vergeleken de prijzen voordat jullie iets kochten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vergelijken with some of the pronouns.
- Ik heb de prijzen van beide producten vergeleken.
- Jij hebt de resultaten van de testen vergeleken.
- Hij/zij heeft de eigenschappen van de twee auto's vergeleken.
- Wij hebben de specificaties van de smartphones vergeleken.
- Jullie hebben de aanbiedingen van verschillende hotels vergeleken.