slijpen

Conjugations List of Slijpen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikslijpsleepheb geslepen
jij, je, uslijptsleephebt geslepen
hij, zij, hetslijptsleepheeft geslepen
wijslijpenslepenhebben geslepen
jullieslijpenslepenhebben geslepen
zij, zeslijpenslepenhebben geslepen

Presens
Beta

Example presens sentences for Slijpen with some of the pronouns.

  • Ik slijp mijn potlood voor school.
  • Jij slijpt de messen voor het avondeten.
  • Hij slijpt zijn schaatsen voordat hij gaat schaatsen.
  • Zij slijpen de beitels in de werkplaats.
  • Wij slijpen onze tandenborstels regelmatig.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Slijpen with some of the pronouns.

  • Vroeger sleet ik mijn potloden altijd met een mes.
  • Als kind sleet jij je knieën vaak tijdens het buitenspelen.
  • Hij sleet veel tijd in zijn atelier om zijn techniek te verbeteren.
  • Zij sleepte haar koffer door de luchthaven.
  • Wij sleten uren aan het strand tijdens onze vakantie.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Slijpen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn mes geslepen voor het snijden van groenten.
  • Jij hebt je schaatsen geslepen voordat je ging schaatsen.
  • Hij heeft zijn gereedschap geslepen voor het klussen.
  • Zij hebben de messen in de keuken geslepen.
  • Wij hebben onze scharen geslepen voor het knutselen.