miauwen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | miauw | miauwde | heb gemiauwd |
jij, je, u | miauwt | miauwde | hebt gemiauwd |
hij, zij, het | miauwt | miauwde | heeft gemiauwd |
wij | miauwen | miauwden | hebben gemiauwd |
jullie | miauwen | miauwden | hebben gemiauwd |
zij, ze | miauwen | miauwden | hebben gemiauwd |
PresensBeta
Example presens sentences for Miauwen with some of the pronouns.
- De kat miauwt luid in de tuin.
- Ik miauw als ik honger heb.
- Waarom miauwt de kat zo vaak?
- Miauwen klinkt als muziek voor kattenliefhebbers.
- De kittens miauwen om aandacht te krijgen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Miauwen with some of the pronouns.
- Vroeger miauwde de kat altijd als ik thuiskwam.
- Toen ik klein was, miauwde ik als ik bang was.
- Elke keer als ik binnenkwam, miauwde de kat vrolijk.
- Het regende buiten, en de kat miauwde triestig.
- Gisteravond miauwden de katten onophoudelijk in de steeg.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Miauwen with some of the pronouns.
- De kat heeft vannacht miauwend doorgebracht.
- Ik heb gisteren gemiauwd om mijn buurman wakker te maken.
- Heb je ooit een kat horen miauwen?
- De kat heeft al miauwend haar prooi gevangen.
- We hebben samen gemiauwd tijdens het kijken naar een kattenvideo.