terugstorten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | stort terug | stortte terug | heb teruggestort |
jij, je, u | stort terug | stortte terug | hebt teruggestort |
hij, zij, het | stort terug | stortte terug | heeft teruggestort |
wij | storten terug | stortten terug | hebben teruggestort |
jullie | storten terug | stortten terug | hebben teruggestort |
zij, ze | storten terug | stortten terug | hebben teruggestort |
PresensBeta
Example presens sentences for Terugstorten with some of the pronouns.
- Ik stort het geld terug naar je rekening.
- Jij stort het geld terug naar mijn rekening.
- Hij/zij stort het geld terug naar zijn/haar rekening.
- Wij storten het geld terug naar onze gezamenlijke rekening.
- Zij storten het geld terug naar hun eigen rekeningen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Terugstorten with some of the pronouns.
- Ik stortte het geld terug op je rekening.
- Jij stortte het geld terug op mijn rekening.
- Hij/zij stortte het geld terug op zijn/haar rekening.
- Wij stortten het geld terug op onze gezamenlijke rekening.
- Zij stortten het geld terug op hun eigen rekeningen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Terugstorten with some of the pronouns.
- Ik heb het geld teruggestort op je rekening.
- Jij hebt het geld teruggestort op mijn rekening.
- Hij/zij heeft het geld teruggestort op zijn/haar rekening.
- Wij hebben het geld teruggestort op onze gezamenlijke rekening.
- Zij hebben het geld teruggestort op hun eigen rekeningen.