afgieten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | giet af | goot af | heb afgegoten |
jij, je, u | giet af | goot af | hebt afgegoten |
hij, zij, het | giet af | goot af | heeft afgegoten |
wij | gieten af | goten af | hebben afgegoten |
jullie | gieten af | goten af | hebben afgegoten |
zij, ze | gieten af | goten af | hebben afgegoten |
PresensBeta
Example presens sentences for Afgieten with some of the pronouns.
- Ik giet de soep af.
- Jij giet het water af.
- Hij/zij giet de saus af.
- Wij gieten de thee af.
- Zij gieten de bouillon af.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afgieten with some of the pronouns.
- Ik goot de pasta af.
- Jij goot het mengsel af.
- Hij/zij goot de inhoud af.
- Wij goten de limonade af.
- Zij goten de wijn af.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afgieten with some of the pronouns.
- Ik heb de koffie afgegoten.
- Jij hebt het afgegoten.
- Hij/zij heeft de melk afgegoten.
- Wij hebben de olie afgegoten.
- Zij hebben de vloeistof afgegoten.