opblijven

Conjugations List of Opblijven.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikblijf opbleef opben opgebleven
jij, je, ublijft opbleef opbent opgebleven
hij, zij, hetblijft opbleef opis opgebleven
wijblijven opbleven opzijn opgebleven
jullieblijven opbleven opzijn opgebleven
zij, zeblijven opbleven opzijn opgebleven

Presens
Beta

Example presens sentences for Opblijven with some of the pronouns.

  • Ik blijf altijd op tot laat in de nacht.
  • Jij blijft vaak opblijven tijdens het weekend.
  • Hij blijft opblijven om naar voetbalwedstrijden te kijken.
  • Zij blijft regelmatig opblijven om haar favoriete tv-programma's te zien.
  • Wij blijven opblijven voor een gezellige filmavond.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Opblijven with some of the pronouns.

  • Vroeger bleef ik altijd op om boeken te lezen.
  • Toen ik jong was, bleef ik vaak opblijven om spelletjes te spelen.
  • Hij bleef opblijven om aan zijn kunstproject te werken.
  • Zij bleef opblijven om met haar vrienden te chatten.
  • Wij bleven vroeger op om samen naar films te kijken.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Opblijven with some of the pronouns.

  • Ik ben gisteravond opgebleven om mijn favoriete serie af te kijken.
  • Jij bent vorige week opgebleven voor een belangrijk project.
  • Hij is vaak opgebleven om zijn huiswerk af te maken.
  • Zij is opgebleven om naar de maansverduistering te kijken.
  • Wij zijn vannacht opgebleven om de zonsopgang te zien.