beheersen

Conjugations List of Beheersen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbeheersbeheersteheb beheerst
jij, je, ubeheerstbeheerstehebt beheerst
hij, zij, hetbeheerstbeheersteheeft beheerst
wijbeheersenbeheerstenhebben beheerst
julliebeheersenbeheerstenhebben beheerst
zij, zebeheersenbeheerstenhebben beheerst

Presens

Example presens sentences for Beheersen with some of the pronouns.

  • Ik beheers de Nederlandse taal.
  • Jij beheerst de kunst van het koken.
  • Hij beheerst het spel goed.
  • Zij beheersen de nieuwe technologieën.
  • Wij beheersen de situatie volledig.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Beheersen with some of the pronouns.

  • Vroeger beheerste ik de regels niet zo goed.
  • Toen jij jong was, beheerste je de balans niet.
  • Hij beheerste toen nog niet de juiste technieken.
  • Zij beheersten vroeger de markt volledig.
  • Wij beheersten destijds de concurrentie.

Perfectum

Example perfectum sentences for Beheersen with some of the pronouns.

  • Ik heb de vaardigheden goed beheerst.
  • Jij hebt de presentatie perfect beheerst.
  • Hij heeft de examens succesvol beheerst.
  • Zij hebben de uitdagingen moeiteloos beheerst.
  • Wij hebben de nieuwe software snel beheerst.