waken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | waak | waakte | heb gewaakt |
jij, je, u | waakt | waakte | hebt gewaakt |
hij, zij, het | waakt | waakte | heeft gewaakt |
wij | waken | waakten | hebben gewaakt |
jullie | waken | waakten | hebben gewaakt |
zij, ze | waken | waakten | hebben gewaakt |
PresensBeta
Example presens sentences for Waken with some of the pronouns.
- Ik waak elke nacht over mijn zieke moeder.
- Jij waakt altijd over de veiligheid van de buurt.
- Hij waakt met grote zorg over zijn kostbare collectie.
- Wij waken over de belangen van onze klanten.
- Zij waken over de naleving van de regels binnen het bedrijf.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Waken with some of the pronouns.
- Ik waakte vroeger altijd bij het kampvuur.
- Jij waakte angstig over de slapende baby.
- Hij waakte langdurig tijdens de nachtelijke storm.
- Wij waakten met opgetrokken wenkbrauwen over de ontwikkelingen.
- Zij waakten volhardend over de grenzen van het land.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Waken with some of the pronouns.
- Ik heb gewaakt toen hij thuiskwam.
- Jij bent over de patiënt gewaakt terwijl hij sliep.
- Hij heeft de hele nacht over de stad gewaakt.
- Wij hebben over de kinderen gewaakt tijdens hun schoolreisje.
- Zij is over de kudde gewaakt totdat de herder terugkwam.