vermeerderen

Conjugations List of Vermeerderen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvermeerdervermeerderdeheb vermeerderd
jij, je, uvermeerdertvermeerderdehebt vermeerderd
hij, zij, hetvermeerdertvermeerderdeheeft vermeerderd
wijvermeerderenvermeerderdenhebben vermeerderd
jullievermeerderenvermeerderdenhebben vermeerderd
zij, zevermeerderenvermeerderdenhebben vermeerderd

Presens

Example presens sentences for Vermeerderen with some of the pronouns.

  • Het aantal studenten vermeerdert elk jaar.
  • Ik vermeerder mijn kennis door te blijven leren.
  • De prijzen vermeerderen naarmate de vraag stijgt.
  • Wij vermeerderen ons vermogen door slimme investeringen.
  • Jullie vermeerderen de productie met nieuwe technologieën.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Vermeerderen with some of the pronouns.

  • Toen ik jong was, vermeerderde ik mijn zakgeld door klusjes te doen.
  • Vroeger vermeerderden boeren hun oogst handmatig.
  • Tijdens de vorige crisis vermeerderde de werkloosheid snel.
  • Terwijl we op reis waren, vermeerderden de problemen zich.
  • In het verleden vermeerderde het aantal inwoners van de stad gestaag.

Perfectum

Example perfectum sentences for Vermeerderen with some of the pronouns.

  • Ik heb het aantal bezoekers vermeerderd door een promotiecampagne.
  • Hij heeft zijn winst vermeerderd door efficiënter te werken.
  • Zij heeft haar woordenschat vermeerderd door veel te lezen.
  • We hebben onze voorraad vermeerderd om aan de vraag te voldoen.
  • Jullie hebben de omzet vermeerderd met behulp van online verkoop.