heersen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | heers | heerste | heb geheerst |
jij, je, u | heerst | heerste | hebt geheerst |
hij, zij, het | heerst | heerste | heeft geheerst |
wij | heersen | heersten | hebben geheerst |
jullie | heersen | heersten | hebben geheerst |
zij, ze | heersen | heersten | hebben geheerst |
PresensBeta
Example presens sentences for Heersen with some of the pronouns.
- De koning heerst over het land.
- Zij heerst met vastberadenheid en kracht.
- Wij heersen over onze eigen gedachten.
- Hij heerst als een autoritaire leider.
- De machtige familie heerst al generaties lang.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Heersen with some of the pronouns.
- Vroeger heerste de koning over het land.
- Zij heerste met vastberadenheid en kracht in die tijd.
- Wij heersten over onze eigen gedachten toen we jong waren.
- Hij heerste als een autoritaire leider tijdens zijn bewind.
- De machtige familie heerste al generaties lang voordat ze werd omvergeworpen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Heersen with some of the pronouns.
- De koning heeft over het land geheerst.
- Zij heeft met vastberadenheid en kracht geheerst.
- Wij hebben over onze eigen gedachten geheerst.
- Hij heeft als een autoritaire leider geheerst.
- De machtige familie heeft al generaties lang geheerst.