hechten

Conjugations List of Hechten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikhechthechtteheb gehecht
jij, je, uhechthechttehebt gehecht
hij, zij, hethechthechtteheeft gehecht
wijhechtenhechttenhebben gehecht
julliehechtenhechttenhebben gehecht
zij, zehechtenhechttenhebben gehecht

Presens

Example presens sentences for Hechten with some of the pronouns.

  • Ik hecht veel waarde aan mijn familie.
  • Jij hecht veel belang aan je gezondheid.
  • Hij hecht veel vertrouwen aan zijn medewerkers.
  • Wij hechten veel waarde aan duurzaamheid.
  • Zij hechten veel belang aan goede communicatie.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Hechten with some of the pronouns.

  • Vroeger hechtte ik veel waarde aan materiële bezittingen.
  • Toen ik jong was, hechtte ik veel belang aan wat anderen van me dachten.
  • Hij hechtte weinig waarde aan zijn gezondheid totdat hij ziek werd.
  • Wij hechtten veel waarde aan tradities in onze familie.
  • Zij hechtten weinig belang aan persoonlijke groei.

Perfectum

Example perfectum sentences for Hechten with some of the pronouns.

  • Ik heb veel waarde gehecht aan mijn ervaringen.
  • Jij hebt veel tijd besteed aan het hechten van vriendschappen.
  • Hij heeft veel aandacht geschonken aan het hechten van details.
  • Wij hebben veel belang gehecht aan de mening van onze klanten.
  • Zij hebben veel energie gestoken in het hechten van een sterke band.