vagen

Conjugations List of Vagen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvaagvaagdeheb gevaagd
jij, je, uvaagtvaagdehebt gevaagd
hij, zij, hetvaagtvaagdeheeft gevaagd
wijvagenvaagdenhebben gevaagd
jullievagenvaagdenhebben gevaagd
zij, zevagenvaagdenhebben gevaagd

Presens
Beta

Example presens sentences for Vagen with some of the pronouns.

  • Ik vraag de ober om de rekening.
  • Hij vraagt altijd veel vragen tijdens de les.
  • Wij vragen onze buurman om hulp.
  • Jullie vragen te veel van mij.
  • De kinderen vragen om een ijsje.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Vagen with some of the pronouns.

  • Toen ik binnenkwam, veegde hij de vloer.
  • Vroeger veegde mijn moeder altijd de stoep voor ons huis.
  • Elke dag veegden we samen de bladeren in de herfst.
  • Terwijl ik aan het koken was, veegde zij de tafel af.
  • Gisteren veegde ik per ongeluk een glas van de tafel.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Vagen with some of the pronouns.

  • Ik heb de tafel afgeveegd na het eten.
  • Hij heeft de auto gewassen gisteren.
  • Wij hebben de kamer opgeruimd voordat de gasten arriveerden.
  • Hebben jullie de ramen al schoongeveegd?
  • De schoonmaakster heeft het stof geveegd in alle kamers.