zakken

Conjugations List of Zakken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzakzakteben gezakt
jij, je, uzaktzaktebent gezakt
hij, zij, hetzaktzakteis gezakt
wijzakkenzaktenzijn gezakt
julliezakkenzaktenzijn gezakt
zij, zezakkenzaktenzijn gezakt

Presens
Beta

Example presens sentences for Zakken with some of the pronouns.

  • Ik zak regelmatig naar de stad om boodschappen te doen.
  • Jij zakt altijd door je knieën als je moet bukken.
  • Hij zakt graag onderuit op de bank na een lange dag werken.
  • Wij zakken snel af naar het zuiden tijdens onze vakanties.
  • Zij zakken niet vaak door het ijs omdat ze goed zijn in schaatsen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Zakken with some of the pronouns.

  • Toen ik jong was, zakte ik vaak door het ijs tijdens het schaatsen.
  • Vroeger zakten we met het hele gezin af naar de kust voor strandwandelingen.
  • Hij zakte elke avond uitgeput op bed na een lange dag werken.
  • Wij zakten vroeger regelmatig door onze stoelen tijdens familiefeestjes.
  • Zij zakte altijd weg in haar gedachten tijdens saaie vergaderingen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Zakken with some of the pronouns.

  • Ik ben vorige week gezakt voor mijn rijexamen.
  • Jij bent al twee keer gezakt voor het tentamen Nederlands.
  • Hij is gisteravond gezakt voor zijn dansauditie.
  • Wij zijn vandaag gezakt bij de grote waterglijbaan in het zwembad.
  • Zij zijn helaas gezakt voor de sollicitatieronde van de baan.