hertellen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | hertel | hertelde | heb herteld |
jij, je, u | hertelt | hertelde | hebt herteld |
hij, zij, het | hertelt | hertelde | heeft herteld |
wij | hertellen | hertelden | hebben herteld |
jullie | hertellen | hertelden | hebben herteld |
zij, ze | hertellen | hertelden | hebben herteld |
PresensBeta
Example presens sentences for Hertellen with some of the pronouns.
- Ik tel het aantal boeken in de bibliotheek opnieuw.
- Je telt de munten in je spaarpot opnieuw.
- Hij telt de dagen tot zijn verjaardag opnieuw.
- We tellen alle stemmen nogmaals.
- Jullie tellen de appels in de mand opnieuw.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Hertellen with some of the pronouns.
- Vroeger telde ik de sterren aan de hemel.
- Toen ik jong was, telde ik altijd mijn speelgoedautootjes.
- Hij telde vroeger altijd zijn zakgeld.
- We telden vaak de schapen voor het slapengaan.
- Jullie telden in het verleden altijd de minuten tot de pauze.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Hertellen with some of the pronouns.
- Ik heb het aantal woorden in het boek herteld.
- Je hebt de tickets voor het concert geteld.
- Hij heeft de cijfers in de tabel herteld.
- We hebben de voorraad producten opnieuw geteld.
- Jullie hebben de geldbiljetten gecontroleerd en herteld.