putten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | put | putte | heb geput |
jij, je, u | put | putte | hebt geput |
hij, zij, het | put | putte | heeft geput |
wij | putten | putten | hebben geput |
jullie | putten | putten | hebben geput |
zij, ze | putten | putten | hebben geput |
Presens
Example presens sentences for Putten with some of the pronouns.
- Ik put water uit de bron.
- Hij put kracht uit zijn geloof.
- Wij putten inspiratie uit de natuur.
- Jullie putten energie uit sporten.
- De vogel put voedsel uit de grond.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Putten with some of the pronouns.
- Ik putte water uit de bron.
- Hij putte kracht uit zijn geloof.
- Wij putten inspiratie uit de natuur.
- Jullie putten energie uit sporten.
- De vogel putte voedsel uit de grond.
Perfectum
Example perfectum sentences for Putten with some of the pronouns.
- Ik heb water uit de bron geput.
- Hij heeft kracht uit zijn geloof geput.
- Wij hebben inspiratie uit de natuur geput.
- Jullie hebben energie uit sporten geput.
- De vogel heeft voedsel uit de grond geput.