benemen

Conjugations List of Benemen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbeneembenamheb benomen
jij, je, ubeneemtbenamhebt benomen
hij, zij, hetbeneemtbenamheeft benomen
wijbenemenbenamenhebben benomen
julliebenemenbenamenhebben benomen
zij, zebenemenbenamenhebben benomen

Presens

Example presens sentences for Benemen with some of the pronouns.

  • De geur van bloemen benemt me de adem.
  • Het uitzicht op de bergen beneemt me mijn woorden.
  • Zijn arrogantie benemt mij alle lust om met hem te praten.
  • Haar schoonheid beneemt me mijn gedachten.
  • De hitte benemt me mijn energie.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Benemen with some of the pronouns.

  • De prachtige zonsondergang benam me de adem.
  • Het bericht over haar overlijden benam me mijn woorden.
  • Zijn gedrag benam mij alle lust om met hem te praten.
  • Haar zangkunsten benamen me mijn gedachten.
  • De stress op het werk benam me mijn energie.

Perfectum

Example perfectum sentences for Benemen with some of the pronouns.

  • Deze film heeft me de adem benomen.
  • De schokkende onthulling heeft me mijn woorden benomen.
  • Zijn beledigende opmerkingen hebben mij alle lust om met hem te praten benomen.
  • Haar talent heeft me mijn gedachten benomen.
  • De intensieve training heeft me mijn energie benomen.