piekeren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | pieker | piekerde | heb gepiekerd |
jij, je, u | piekert | piekerde | hebt gepiekerd |
hij, zij, het | piekert | piekerde | heeft gepiekerd |
wij | piekeren | piekerden | hebben gepiekerd |
jullie | piekeren | piekerden | hebben gepiekerd |
zij, ze | piekeren | piekerden | hebben gepiekerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Piekeren with some of the pronouns.
- Ik pieker over mijn toekomst.
- Jij piekert te veel over kleine dingen.
- Hij piekert altijd over zijn werk.
- Zij piekeren over de financiƫn van het bedrijf.
- Wij piekeren niet graag, maar soms kunnen we het niet vermijden.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Piekeren with some of the pronouns.
- Vroeger piekerde ik vaak over kleinigheden.
- Toen zij nog jong was, piekerde ze veel over haar uiterlijk.
- Hij piekerde elke nacht over zijn fouten.
- Zij piekerden constant over wat er mis kon gaan.
- In die periode piekerden wij dag en nacht over de situatie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Piekeren with some of the pronouns.
- Ik heb gepiekerd over mijn beslissing.
- Jij hebt te veel gepiekerd over wat anderen van je denken.
- Hij heeft lang gepiekerd voordat hij de knoop doorhakte.
- Zij hebben samen gepiekerd over de oplossing voor het probleem.
- Wij hebben al genoeg gepiekerd; laten we actie ondernemen.