nuttigen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | nuttig | nuttigde | heb genuttigd |
jij, je, u | nuttigt | nuttigde | hebt genuttigd |
hij, zij, het | nuttigt | nuttigde | heeft genuttigd |
wij | nuttigen | nuttigden | hebben genuttigd |
jullie | nuttigen | nuttigden | hebben genuttigd |
zij, ze | nuttigen | nuttigden | hebben genuttigd |
PresensBeta
Example presens sentences for Nuttigen with some of the pronouns.
- Ik nuttig een kopje koffie in de ochtend.
- Jij nuttigt graag een glas wijn bij het eten.
- Hij/zij/het nuttigt zijn/haar lunch in het park.
- Wij nuttigen regelmatig gezonde maaltijden.
- Jullie nuttigen altijd een snack tijdens de film.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Nuttigen with some of the pronouns.
- Vroeger nuttigde ik elke dag frisdrank, maar nu niet meer.
- Jij nuttigde vroeger altijd fastfood als avondeten.
- Hij/zij/het nuttigde zijn/haar favoriete gerecht regelmatig.
- Wij nuttigden vroeger veel snacks tijdens het studeren.
- Jullie nuttigden vroeger altijd ijs na het avondeten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Nuttigen with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren een heerlijke maaltijd genuttigd.
- Jij hebt al je geld op het feestje genuttigd.
- Hij/zij/het heeft haar ontbijt nog niet genuttigd.
- Wij hebben alle drankjes in de bar genuttigd.
- Jullie hebben de taart snel genuttigd.