regeren

Conjugations List of Regeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikregeerregeerdeheb geregeerd
jij, je, uregeertregeerdehebt geregeerd
hij, zij, hetregeertregeerdeheeft geregeerd
wijregerenregeerdenhebben geregeerd
jullieregerenregeerdenhebben geregeerd
zij, zeregerenregeerdenhebben geregeerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Regeren with some of the pronouns.

  • De koning regeert het land met wijsheid en rechtvaardigheid.
  • De regering regeert momenteel over het volk.
  • Ik regeer mijn eigen leven en neem zelf beslissingen.
  • Zij regeert als de president van het bedrijf.
  • Het politieke systeem in dit land regeert al decennia lang.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Regeren with some of the pronouns.

  • Toen ik jong was, regeerde mijn vader over ons gezin.
  • Tijdens de middeleeuwen regeerden koningen met absolute macht.
  • De dictator regeerde met geweld en onderdrukking.
  • In de oude beschavingen werden steden vaak geregeerd door een koning.
  • Gedurende vele eeuwen regeerden aristocratische families over deze regio.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Regeren with some of the pronouns.

  • Hij heeft het land geregeerd tijdens een periode van grote verandering.
  • De vorige regering heeft jarenlang geregeerd voordat ze werd vervangen.
  • De koningin heeft haar koninkrijk met gratie geregeerd.
  • Na zijn aftreden heeft hij een aantal jaren gereisd en niet geregeerd.
  • De partijleider heeft een sterke invloed uitgeoefend en effectief geregeerd.